Onlangs redigeerde ik een interview voor Kerken rond Rijn & Gouwe, het kerkblad waar ik eindredacteur van ben. Ik durf dan best te vertrouwen op mijn talenkennis, maar soms laat die me toch in de steek. Zoals deze keer..
De auteur schreef prima, daar niet van. Ik las de tekst door, om de spreekwoordelijke puntjes op de i te zetten. In zo´n laatste redactieslag kun je je het als eindredacteur echter niet veroorloven dat je iets over het hoofd ziet, vind ik. Dus dat maakt me extra alert en de twijfel slaat bij het minste of geringste toe. Waar zat mijn aarzeling?
Gesprek met de predikant
De tekst was een gesprek met een predikant, waarin regelmatig een verwijzing naar God en de Here voorkwam, zoiets als ‘Wanneer Hij komt, zal Zijn woord …etc. Bij het gebruik van de hoofdletter in het woord ‘Zijn’ bleef ik hangen. Waarom is zo’n woord nu met een hoofdletter? Dat maakt een tekst alleen maar onrustig, al die ´overbodige´ hoofdletters, zo schoot het door mijn hoofd. De leidraad van de Nederlandse Taalunie gaf uitsluitsel:
De regel is: Een naam voor een heilig persoon of een heilig begrip schrijven we met een hoofdletter.
Deze regel heeft betrekking op namen voor God of een godheid, op voornaamwoorden die naar de godheid verwijzen, en op namen voor andere heilige begrippen waarvoor men respect of ontzag wil uitdrukken. Samenstellingen* met deze woorden behouden de hoofdletter, maar afleidingen* schrijven we met een kleine letter. Als een dergelijk woord niet (meer) naar een heilig persoon of begrip verwijst, verliest het de hoofdletter.
Dus: Uw Koninkrijk kome .. (Uw is een bezittelijk voornaamwoord, waarbij U verwijst naar God)
Maar: goddelijk, want het is een afleiding van het woord God.
Ik ben mijn collega-tekstschrijver nog steeds dankbaar dat ze het goed had geschreven. Mijn twijfel was onterecht. Een eye-opener voor mij. En ook als redacteur ben je nooit te oud om te leren!